Suriname bevindt zich op een cruciaal moment in zijn geschiedenis met de recente oliedeal ter waarde van $10 miljard. Deze samenwerking met internationale bedrijven belooft een enorme economische boost, waarbij de verwachting is dat de oliewinning tegen 2028 zal beginnen. President Santokhi en zijn regering zien de deal als een gamechanger voor het land, dat gebukt gaat onder schulden en economische instabiliteit. De opbrengsten zouden gebruikt worden om de levensstandaard van de Surinaamse bevolking te verhogen en de schuldenlast te verlichten.
Toch heerst er grote bezorgdheid binnen de samenleving. Veel burgers, die de pijn voelen van eerdere IMF-austeriteitsmaatregelen, vrezen dat de voordelen van de oliedeal slechts een selecte groep zullen bereiken. In een land waar een aanzienlijk deel van de bevolking in armoede leeft, is er een diep wantrouwen richting de elite en de politieke klasse. De vraag is of deze deal daadwerkelijk het beloofde welzijn voor alle Surinamers zal brengen, of dat het de sociale ongelijkheid verder zal vergroten.
De interne politieke verdeeldheid versterkt deze onzekerheden. De spanningen tussen vice-president Ronnie Brunswijk en minister Bronto Somohardjo, die beiden belangrijke figuren in de regeringscoalitie zijn, hebben geleid tot een openlijke ruzie. Deze machtsstrijd binnen de regering bedreigt niet alleen de stabiliteit van de coalitie, maar ook de uitvoering van de oliedeal zelf. Terwijl Brunswijk en Somohardjo elkaar in de media bestrijden, dreigt het vertrouwen van het volk in de regering verder af te brokkelen.
Het potentieel van de oliedeal is enorm, maar het succes hangt af van goed bestuur, transparantie en een eerlijke verdeling van de opbrengsten. Als de regering deze uitdagingen niet aankan, bestaat het risico dat Suriname’s olierijkdom een bron van verdeeldheid en conflict wordt, in plaats van de weg naar welvaart voor alle burgers.
Geschreven door Lothar.