De rechter in Paramaribo heeft besloten om Anwar Hassankhan, voormalig projectmanager bij het Fonds Woningbouw Lagere Inkomens, voorlopig vast te houden in de grootschalige corruptiezaak rond de Surinaamse Postspaarbank (SPSB). Ondanks een krachtig pleidooi van zijn advocaat Chandra Algoe, vond rechter Ishwarpersad Sonai de gronden voor detentie zwaarwegender dan het verzoek tot invrijheidstelling.
Volgens het onderzoek zijn er voldoende aanwijzingen dat Hassankhan samen met anderen betrokken was bij verduistering van miljoenenbedragen ten nadele van de Surinaamse staat en de SPSB-bank. De rechter noemde onder meer het risico op vluchtgevaar en de geschokte rechtsorde als redenen om het verzoek van de verdediging af te wijzen.
De zaak maakt deel uit van de tweede fase van een omvangrijk onderzoek naar corruptie bij de staatsbank. In deze fase zijn zestien personen als verdachte aangemerkt. Hassankhan werd op 16 april gearresteerd en is daarmee de eerste verdachte uit deze nieuwe groep die in verzekering is gesteld. Hij verscheen eerder deze week samen met oud-directeur Ginmardo Kromosoeto en andere betrokkenen voor de rechter, laat Starnieuws weten.
Kromosoeto zit inmiddels al bijna twee jaar vast en tegen hem is in de eerste fase van het onderzoek een celstraf van acht jaar geëist. Andere verdachten, zoals voormalig directielid Wantly Sardjo, zijn opgeroepen om zich voor de rechter te verantwoorden, maar verblijven momenteel in het buitenland. Hun zaken zullen bij verstek worden behandeld.
Advocaat Algoe stelde dat de verlenging van het voorarrest van haar cliënt onrechtmatig is verlopen, omdat hij volgens haar niet op correcte wijze op de hoogte is gesteld. Zowel de officier van justitie Roline Gravenbeek als de rechter verwierpen dat verweer, volgens Starnieuws, omdat Hassankhan zelf had geweigerd de schriftelijke beschikking in ontvangst te nemen.
De inhoudelijke behandeling van de zaak is voorlopig uitgesteld. Er zijn afspraken gemaakt over het oproepen van getuigen en het in orde maken van de processtukken. De eerste zitting waarin de inhoud wordt besproken, staat gepland op 30 mei.