PARAMARIBO – De Raad van Commissarissen (RvC) van het Bedrijf Geneesmiddelen Voorziening Suriname (BGVS) heeft in een officiële brief aan minister van Volksgezondheid Drs. Amar Ramadhin gereageerd op de ophef rond een anonieme klokkenluidersmelding uit december 2024. In de brief, die op 5 maart 2025 werd verstuurd, erkent de RvC dat niet alle beschuldigingen ongegrond zijn en stelt zij dat er mogelijk sprake is van beleidsfouten en gebrekkige naleving van regels binnen BGVS.
De melding, verspreid onder de noemer van “klokkenluiders”, beschuldigt het bedrijf van misbruik van gemeenschapsgelden en oneigenlijk beleid. De RvC noemt de aantijgingen deels “suggestief” en “eenzijdig”, maar laat ook weten dat een aantal punten terecht “nadere aandacht” verdient. Daarmee wijkt de Raad af van de lijn van de directie van BGVS, die begin januari 2025 de hele melding als onjuist en ongegrond wegzette.
Toezicht onder druk
De brief stelt dat het advocatenkantoor Lachman, dat door het ministerie was ingeschakeld voor een juridisch oordeel, niet volledig recht doet aan de ernst van sommige beschuldigingen. “Er zijn evenwel enkele zaken aangehaald waarbij wetten, regels en goede gebruiken niet volledig en correct zijn nageleefd,” aldus de RvC. In dat licht zegt de Raad zich genoodzaakt te voelen de minister daar formeel op te wijzen.
De Raad benadrukt dat het toezicht op staatsbedrijven zoals BGVS geen vrijblijvende taak is. “De wet heeft de Raad belast met een taak. Deze taak moet de Raad uitoefenen. Geen ander orgaan is daartoe bevoegd,” aldus president-commissaris Wilfred Balraadsing in de ondertekende verklaring.
Politieke en publieke druk
De zaak legt opnieuw het functioneren van overheidsbedrijven onder het vergrootglas. In de afgelopen jaren waren er vaker meldingen van integriteitsproblemen bij publieke instellingen, maar zelden trad een Raad van Commissarissen zo expliciet naar buiten met interne kritiek. Of dit zal leiden tot politieke repercussies, is nog onduidelijk. Minister Ramadhin heeft vooralsnog geen openbare reactie gegeven.
Wat nu?
Hoewel de RvC zich niet uitspreekt over disciplinaire maatregelen, geeft zij impliciet aan dat vervolgstappen noodzakelijk zijn. De brief roept vragen op over wie precies verantwoordelijk was voor het toezicht op de betrokken processen, en in welke mate de wet- en regelgeving is overtreden.
Quote uit de brief:
“De RvC voelt zich uit hoofde van haar wettelijke taken en verantwoordelijkheden verplicht daarop te wijzen en u te gelegenheid te geven dit completer en genuanceerder te belichten.”
De reactie van de Raad van Commissarissen vormt een opmerkelijk breekpunt met de eerdere verklaringen van de directie. In een tijd waarin het vertrouwen in publieke instellingen onder druk staat, laat de Raad zien dat zij niet terugdeinst voor zelfreflectie — en waar nodig, kritiek op haar eigen organisatie. Wat er nu met deze inzichten gebeurt, ligt bij de minister en het beleid van Volksgezondheid.
Lees ook: