De Europese Unie en de Verenigde Staten hebben op 27 juli 2025 een handelsakkoord bereikt dat een wederzijdse importheffing van 15 procent oplegt op vrijwel alle producten. Het akkoord wordt gezien als een noodzakelijke remedie tegen een dreigende handelsoorlog, maar de reacties in Europa zijn gemengd. Economisch analisten spreken van “een deal die zo goed is als hij kon worden”, omdat erger is voorkomen. Tegelijkertijd blijft de VS hoge tarieven heffen op staal en aluminium, waardoor Europese producenten vrezen voor een ongelijk speelveld.
De Nederlandse premier Dick Schoof noemde het akkoord “het best haalbare resultaat” voor de Europese economie en riep op tot minder bureaucratie en versterking van Europese netwerken. De FME, belangenvereniging voor de technologische industrie, spreekt echter van een asymmetrische situatie; zij wijzen erop dat Amerikaanse producten relatief weinig worden belast terwijl Europese bedrijven extra kosten maken. Het akkoord moet nog worden goedgekeurd door het Europees Parlement en nationale parlementen.
De Franse staatssecretaris Benjamin Haddad is kritisch en wijst erop dat de Verenigde Staten sinds de Tweede Wereldoorlog nooit zo afwijzend hebben gestaan tegenover vrijhandel. Hij pleit voor hogere belastingen op Amerikaanse multinationals en noemt het akkoord een stap terug voor Europese soevereiniteit. Ondanks deze kritiek zien veel regeringsleiders de overeenkomst als een noodzakelijk compromis om de economische relaties te stabiliseren.