Het conflict rond het reconstructieproject van de Van ’t Hogerhuysstraat, een belangrijke weg in Paramaribo, blijft voortduren. Het project, met een waarde van ongeveer 23 miljoen Amerikaanse dollar, werd na een aanbesteding gegund aan Kuldipsingh Infra. Concurrent Baitali N.V., die naar eigen zeggen de laagste inschrijving had, ging echter bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) in beroep tegen de gunning. De Project Implementation Unit (PIU) van het ministerie van Openbare Werken motiveerde later dat Baitali niet aan de technische en wettelijke voorwaarden voldeed. Baitali betoogde op zijn beurt dat de criteria achteraf waren aangepast en dat valse informatie was gepresenteerd.
De controverse mondde uit in een rechtszaak. Kantonrechter Deborah Haakmat‑Sniphout veroordeelde de Staat Suriname en oordeelde dat de gunning aan Kuldipsingh moest worden ingetrokken en dat de aanbesteding opnieuw moest plaatsvinden. De rechter vond dat Baitali ten onrechte was afgewezen en dat het bedrijf opnieuw moest worden toegelaten in een hernieuwd aanbestedingsproces. De oude minister van Openbare Werken, Riad Nurmohamed, tekende tijdens de regeringswisseling nog beroep aan tegen het vonnis, maar de nieuwe waarnemend minister André Misiekaba trok dat hoger beroep later in.
Na het intrekken van het hoger beroep ontving minister Stephen Tsang (Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening) op 1 augustus 2025 een brief van IDB‑vertegenwoordiger Adriana La Valley. In de brief waarschuwt de IDB dat de rechterlijke uitspraak de financiering van het project in gevaar brengt. De bank zegt begrip te hebben voor de uitspraak, maar vindt dat deze niet in lijn is met de contractuele afspraken tussen Suriname en de IDB.
De IDB schetst de regering een duidelijke keuze: ofwel de Staat voert het vonnis uit en stopt de financiering – met als gevolg dat het project vrijwel zeker wordt stilgelegd –, ofwel Suriname houdt vast aan het contract met Kuldipsingh en negeert het vonnis. De bank stelt dat elk door haar gefinancierd project moet voldoen aan haar eigen beleid en regels en dat er geen ruimte is voor afwijkingen. Omdat de aanbestedingsprocedure volledig is afgerond en de PIU schriftelijk akkoord heeft verklaard met alle stappen, beschouwt de IDB het aanbestedingsproces als gesloten. De bank dringt erop aan om het project zoals gegund uit te voeren, zodat in het derde kwartaal van dit jaar kan worden gestart met de werkzaamheden.
In de berichtgeving van Starnieuws wordt verder benadrukt dat de regering bij afwijking van het contract het risico loopt op een schadeclaim van Kuldipsingh. Het gegunde bedrag bevat volgens de krant een winstmarge van 15 procent; bij een claim zou die winst behouden blijven en kunnen gemaakte kosten worden verhaald, wat de schadevergoeding tot ongeveer 10 miljoen dollar kan laten oplopen. De IDB schrijft bovendien dat het intrekken van het contract kan worden uitgelegd alsof de bank zelf aan corruptie heeft meegewerkt, iets wat zij niet kan accepteren. Daarom dringt de bank aan op naleving van de contractuele en internationale principes van goed bestuur.