Op 31 juli 2025 hebben veertien landen uit Europa en Noord-Amerika gezamenlijk Iran beschuldigd van het samenwerken met georganiseerde misdaad om critici van het regime te intimideren. In een uitzonderlijke gezamenlijke verklaring richtten Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk, Duitsland, Tsjechië, Estland, Polen, Roemenië, Tsjechië, Nieuw-Zeeland en nog enkele andere partners hun pijlen op Teheran. De regeringen stellen dat de Iraanse inlichtingendiensten geweld uitbesteden aan onderwereldnetwerken om dissidenten, journalisten en Joodse burgers in het buitenland te volgen, te bedreigen of zelfs aan te vallen.
Volgens de verklaring maken de Iraanse veiligheidsdiensten al langer gebruik van drugshandelaren en andere gewelddadige criminelen om hun buitenlandse tegenstanders het zwijgen op te leggen. De landen spreken van een “ernstige escalatie” van extraterritoriale repressie en een flagrante schending van de soevereiniteit. Zij eisen dat de Islamitische Republiek een einde maakt aan deze door de staat gesponsorde intimidatiecampagne en de veiligheid garandeert van personen die in het buitenland gebruikmaken van hun fundamentele rechten.
België en Nederland geven concrete voorbeelden van hoe criminelen werden geronseld voor opdrachten. In België verhinderden de veiligheidsdiensten onlangs de ontvoering van Darya Safai, een Belgisch-Iraanse politica die felle kritiek uit op de behandeling van vrouwen door het regime. Uit onderzoek blijkt dat Iraanse agenten via criminelen in Turkije een plan smeedden om haar op Belgische bodem te ontvoeren. “We waren geschokt door de ernst van dit complot,” verklaarde de Belgische minister van Justitie. De zaak wordt nog onderzocht.
Ook Nederland heeft eerder Iraanse liquidatiepogingen onderzocht. In 2018 en 2019 werden twee Nederlandse staatsburgers met Iraanse roots in ons land vermoord. De Nederlandse overheid wees met de beschuldigende vinger naar het Iraanse ministerie van Inlichtingen en zette diplomaten het land uit. In de nieuwe verklaring laat Den Haag weten “uiterst waakzaam” te blijven en indien nodig verdere diplomatieke en juridische stappen te ondernemen wanneer Teheran zijn burgers blijft bedreigen.
De veertien landen benadrukken dat zij nauwer zullen samenwerken om deze criminele netwerken te ontmantelen en de veiligheid van doelwitten te waarborgen. Ze roepen Iran op het internationale recht te respecteren en waarschuwen dat eventuele nieuwe aanvallen zullen worden beantwoord met een krachtige, gecoördineerde reactie. De gezamenlijke verklaring past in een bredere trend waarbij westerse regeringen steeds vaker optreden tegen de transnationale repressie van Iran.