Vicepresident Bharrat Jagdeo van Guyana heeft scherpe kritiek geuit op het recente voorstel van de Surinaamse president Chandrikapersad Santokhi om aan elke burger van Suriname een obligatie van USD 750 toe te kennen uit toekomstige olie-inkomsten. Jagdeo noemde de belofte “misleidend” en benadrukte dat het niet correct is om deze maatregel te vergelijken met de directe uitkeringen die Guyana biedt aan zijn burgers uit de olie-inkomsten.
President Santokhi kondigde aan dat Surinamers recht zouden krijgen op een obligatie van USD 750, met een jaarlijkse rente van 7%, zodra de olieproductie in 2028 begint. Volgens de president vertegenwoordigt dit plan een innovatieve manier om de olie-inkomsten eerlijk te verdelen onder de bevolking. De obligatie zou een jaarlijkse uitkering opleveren van ongeveer USD 52 per persoon, wat neerkomt op iets meer dan USD 4 per maand.
De maatregel maakt deel uit van een bredere strategie om de olie-inkomsten te gebruiken om de economische ontwikkeling te stimuleren en armoede te verminderen.
Tijdens een persconferentie op 28 november bekritiseerde Jagdeo de vergelijking tussen Suriname en Guyana. In Guyana ontvangen burgers directe contante uitkeringen van USD 500 per persoon uit olie-inkomsten, wat onmiddellijk financieel voordeel biedt. Jagdeo wees erop dat Suriname’s obligatieplan geen direct effect heeft en burgers pas vanaf 2028 enige financiële opbrengst zullen ontvangen.
“Het is misleidend om dit te vergelijken met Guyana’s aanpak,” stelde Jagdeo. “Burgers in Guyana ontvangen het geld direct in handen, terwijl Surinamers een obligatie krijgen waarvan het rendement beperkt is en op de lange termijn pas zichtbaar wordt.”
Het voorstel van president Santokhi heeft ook in Suriname gemengde reacties opgeroepen. Parlementariër Melvin Bouva van de Nationale Democratische Partij (NDP) noemde het plan een “lege pindadop”. Volgens Bouva ontbreekt het de regering aan een concreet plan om deze belofte waar te maken. Hij benadrukte dat de focus eerst moet liggen op het versterken van de economie en het aanpakken van sociale ongelijkheden.
Daarnaast heeft econoom Winston Ramautarsing gewaarschuwd dat dergelijke beloftes vaak worden gedaan in aanloop naar verkiezingen, zonder dat er een realistisch uitvoeringsplan achter zit. Hij rekende voor dat de jaarlijkse rente van USD 52 per burger in Suriname, omgerekend in Surinaamse dollars, slechts een marginale impact zou hebben op de koopkracht.
De verschillen in aanpak tussen Guyana en Suriname weerspiegelen de unieke economische en politieke situaties in beide landen. Guyana, dat al enkele jaren volop olie produceert, beschikt over een solide inkomstenstroom die het mogelijk maakt om directe contante uitkeringen te doen. Suriname staat daarentegen aan het begin van zijn olie-avontuur en moet nog jaren wachten voordat de productie daadwerkelijk begint.
Jagdeo benadrukte dat Suriname voorzichtig moet zijn met het scheppen van verwachtingen. “Het beheer van olie-inkomsten is complex en vereist transparantie en verantwoordelijkheid,” stelde hij.
Critici hebben gesuggereerd dat Santokhi’s voorstel meer te maken heeft met het winnen van kiezers dan met daadwerkelijke beleidsvoering. Met de verkiezingen van 2025 in zicht, lijkt het plan een poging om publieke steun te winnen door middel van ambitieuze beloften.
Tegelijkertijd roepen experts op tot een transparante communicatie over de haalbaarheid van het plan. Burgers moeten worden geïnformeerd over de praktische implicaties en beperkingen van een obligatieprogramma zoals voorgesteld.