Via een enthousiaste Facebookpost kondigde president Chandrikapersad Santokhi deze week twee opvallende maatregelen aan: een netto tegemoetkoming van SRD 1500 in april en mei voor ambtenaren en gelijkgestelden, én de start van het Royalty Voor Iedereen-programma. Daarmee zouden burgers aanspraak krijgen op $750 in de vorm van een spaarbewijs, gekoppeld aan toekomstige olie-inkomsten.
Hoewel het bericht gepresenteerd werd als “goed nieuws” en een teken van sociaal engagement, stuit het op kritiek. Zo is de tegemoetkoming enkel bedoeld voor ambtenaren en gelijkgestelden — een groep die vaak al relatief beschermd is. Grote delen van de informele sector, waaronder zelfstandigen en laagbetaalde krachten, blijven buiten beeld.
Ook het Royalty-programma, dat pas vanaf 2028 zou uitkeren, geldt alleen voor burgers met een geregistreerd fiscaal nummer en een bankrekening. In een land waar duizenden mensen nog geen toegang hebben tot bancaire dienstverlening, zet dat vraagtekens bij het “voor iedereen”-karakter.
Wat daarnaast opvalt, is dat deze beloften komen terwijl Suriname te maken heeft met structurele problemen. Grote delen van de infrastructuur zijn in verval; bruggen, wegen en scholen verkeren in slechte staat. Tegelijkertijd kampt het land met aanzienlijke binnenlandse en buitenlandse schulden. Terwijl de president via sociale media spreekt over ‘teruggeven aan de samenleving’, blijft het onduidelijk waar het geld vandaan komt, en wat dat betekent voor andere urgente noden.
Met de verkiezingen in mei in aantocht, vragen critici zich af of deze financiële toezeggingen bedoeld zijn als duurzame hervorming of als strategische zet om kiezers gunstig te stemmen.