Op 7 oktober 2024 kwam burgemeester Femke Halsema onder vuur te liggen, met name door de scherpe kritiek van Geert Wilders, leider van de Partij voor de Vrijheid (PVV). Wilders uitte zijn ongenoegen op sociale media over een pro-Palestijnse demonstratie die werd toegestaan in Amsterdam op de herdenkingsdag van de Hamas-aanvallen op Israël een jaar eerder. Hij noemde de demonstranten “antisemitisch tuig” en stelde dat Halsema het land zou moeten verlaten samen met hen. Wilders bekritiseerde haar voor het toestaan van een dergelijke demonstratie tijdens zo’n beladen moment.
Halsema verdedigde haar beslissing door te wijzen op het grondwettelijke recht om te demonstreren, zelfs op gevoelige dagen als 7 oktober. Ze verklaarde dat de demonstraties gericht waren tegen het beleid van de Israëlische regering, niet tegen de Joodse gemeenschap, en benadrukte dat het haar plicht als burgemeester was om de vrijheid van meningsuiting te waarborgen.
Premier Dick Schoof sprak zijn steun uit voor Halsema en benadrukte dat het recht op demonstratie fundamenteel is in Nederland, ook al vond hij de timing “ongepast”.
De reactie van Wilders zorgde voor felle reacties van andere politici, zoals de burgemeesters van Utrecht en Nijmegen, die zijn uitspraken “onverantwoord” en “intimiderend” noemden. Deze situatie illustreert de diepe verdeeldheid in Nederland over kwesties zoals de Palestijnse zaak en de spanningen rond antisemitisme.
(DutchReview)(EJP).